Nieuw onderzoek
Bloedglucoseverlagende middelen en kanker
In een review beschrijven Lutz et al. het risico op kanker bij gebruik van verschillende (groepen) bloedglucoseverlagende middelen. De voornaamste conclusie is dat metformine het enige middel is dat het risico op kanker verlaagt. Pioglitazon is in verband gebracht met een verhoogd risico op blaaskanker. Glucagon-like peptide 1-agonisten (GLP-1-agonisten) met pancreas- en schildklierkanker, dipeptidylpeptidase-4-remmers (DPP-4-remmers) met pancreaskanker, insuline met borstkanker, natrium-glucose-cotransporter 2-remmers (SGLT-2-remmers) met blaas- en borstkanker en sulfonylureumderivaten (SU-derivaten) met pancreas- en hepatocellullair kanker.
Metformine
Metformine activeert een signaaltransductieroute die betrokken is bij eiwitsynthese, celcyclus en apoptose. In in vitro studies leidt activatie van deze route tot een verlaagde incidentie van tumoren. Ook de verminderde insulineresistentie is mogelijk een belangrijke factor die bijdraagt aan een verlaagd tumorrisico.
In diverse observationele studies is een gunstig effect van metformine op de overleving en mortaliteit na een kankerdiagnose vastgesteld. Uit een recente meta-analyse (van observationele studies) blijkt dat metformine in vergelijking met andere bloedglucoseverlagende middelen de incidentie van kanker vermindert met 31%. Gegevens uit gerandomiseerde klinische studies zijn tegenstrijdig. Metformine lijkt daarnaast een verschillend effect te hebben op verschillende tumoren. Het middel verlaagt de incidentie van colon-, lever-, borst- en pancreaskankerkanker, maar heeft geen effect op prostaatkanker.
Pioglitazon
Pioglitazon behoort tot de groep thiazolidinedionen (TZD). Er zijn diverse studies die een verband aantonen tussen het gebruik van pioglitazon en blaaskanker. In in vitro en dierexperimentele studies is daarnaast een verhoogd risico op colorectaal kanker bij gebruik van TZD vastgesteld. Humane studies bevestigden dit risico echter niet. Het risico op andere tumoren bij gebruik TZD is niet verhoogd of in enkele gevallen verlaagd. Het aantal studies naar pioglitazon is echter beperkt.
SU-derivaten en repaglinide
SU-derivaten verhogen de insulineafgifte. Hyperinsulinemie is in verband gebracht met een verhoogd risico op kanker. Diverse epidemiologische studies tonen aan dat gebruik van SU-derivaten in vergelijking met metformine leidt tot een verhoogd risico op kanker en aan kanker gerelateerde mortaliteit. Onduidelijk is of dit een gevolg is van een protectief effect van metformine, een inducerend effect van SU-derivaten of een combinatie van beide. Gebruik van SU-derivaten is met name in verband gebracht met pancreas- hepatocellullair- en colorectaal kanker. Het is de vraag of dit een klasse-effect van SU-derivaten is, of dat er verschillen zitten tussen de individuele middelen.
Repaglinide is sterk verwant met de SU-derivaten. Het is daarom aannemelijk dat het middel dezelfde effecten heeft als de SU-derivaten. Er zijn echter weinig studies bekend die het risico op tumoren bij gebruik van repaglinide onderzochten.
DPP4-remmers en GLP1-agonisten
DPP4-remmers en GLP1-agonisten induceren proliferatie van bètacellen in de pancreas. Beide middelen verhogen mogelijk de kans op pancreatitis, wat volgens diverse studies een risicofactor is voor pancreaskanker. Studies naar dit risico geven echter conflicterende resultaten.
GLP1-agonisten zijn daarnaast in verband gebracht met een verhoogd risico op schildklierkanker. Over andere tumoren is weinig bekend.
Insuline
Een verhoogde concentratie insuline is mogelijk een risicofactor voor het optreden van kanker. Naar insuline glargine is in dit opzicht het meeste onderzoek uitgevoerd. De grootste gerandomiseerde klinische studie naar de relatie tussen insuline glargine en het optreden van kanker toonde in vergelijking met standaardbehandeling geen effect. Er waren echter belangrijke beperkingen aan deze studie, waardoor een (positieve) associatie niet is uitgesloten. De meeste observationele studies tonen geen verhoogd risico aan, al zijn er ook studies die een associatie vinden tussen gebruik van insuline en kanker, met name met borstkanker.
Acarbose
Er zijn weinig studies naar gebruik van acarbose en het optreden van kanker. Uit in vitro onderzoek kwamen aanwijzingen naar voren dat acarbose het risico op colorectaal kanker verlaagt. Er is echter weinig bekend over een werkelijke associatie.
SGLT2-remmers
Aangezien SGLT2-remmers relatief nieuwe middelen zijn, is er nog weinig bekend over een mogelijk verband met kanker. Dapagliflozine (Forxiga®) is in verband gebracht met een verhoogd risico op borst- en blaaskanker. Momenteel is nog onbekend of er daadwerkelijk een causaal verband bestaat.
Belang voor de praktijk
Van veel bloedglucoseverlagende middelen is nog onduidelijk of ze een verhoogd risico op kanker geven. Metformine is het enige middel waarvan in meerdere studies is aangetoond dat het middel het risico op kanker verlaagt. Dat draagt er mede aan bij dat dit middel de eerste keus is voor de behandeling van diabetes mellitus type 2 (DM2). Voor de andere middelen is een verhoogd risico op kanker niet uitgesloten. Bij bekende risicofactoren voor (orgaanspecifieke) kanker, moeten voorschrijvers rekening houden met de mogelijke verbanden.
Mogelijke belangenverstrengeling
Geen
Bron
Lutz SZ et al. Antihyperglycaemic therapies and cancer risk. Diab Vasc Dis Res. 2014 Nov;11(6):371-389.
Laatst gewijzigd op 18 december 2014