Nieuw onderzoek
Ketoacidose in onderzoeken canagliflozine
In het kort
De incidentie van ketoacidose bij gebruik van SGLT-2-remmer canagliflozine is laag in de beschikbare klinische studies.
Dit nieuwsbericht is onderdeel van het dossier ketoacidose
In de klinische studies naar natrium-glucose-cotransporter 2-remmer (SGLT-2-remmer) canagliflozine (Invokana®) is sprake van een lage incidentie van ketoacidose. Dat is de conclusie uit een artikel van Erondu et al.
Er zijn diverse artikelen verschenen die een verband suggereren tussen het gebruik van SGLT-2-remmers en ketoacidose. De onderzoekers van deze studie analyseerden de gegevens van 17.596 patiënten uit de database van de klinische studies naar canagliflozine. Ze identificeerden onder andere het aantal gevallen van diabetische ketoacidose, metabolische ketoacidose, ketoacidose en ketose. Dit trad op bij 4 patiënten (0,07%) met canagliflozine 100 mg, 6 patiënten met canagliflozine 300 mg (0,11%) en 2 patiënten in de controlegroepen (0,03%). Bij alle onderliggende studies was diabetische ketoacidose een exclusiecriterium. Bij de meeste patiënten die diabetische ketoacidose ontwikkelden, was tevens sprake van een bekende risicofactor voor ketoacidose. Van de tien patiënten die ketoacidose ontwikkelden na gebruik van canagliflozine was bij negen sprake van verhoogde glucosespiegels.
Conclusie
De onderzoekers geven aan dat de incidentie van ketoacidose en ketose bij canagliflozine laag is, maar dat er sprake kan zijn van onderrapportage. De exacte incidenties zijn daarom niet bekend. Waar in andere studies ook euglykemische ketoacidose gemeld is bij SGLT-2-remmers, was in deze studie de glucosespiegel bij negen van de tien patiënten verhoogd. De auteurs hebben de volgende hypothese: de combinatie van slechte bètacelfunctie en gebruik van SGLT-2-remmers kan ertoe leiden dat patiënten onvoldoende insuline kunnen produceren. Als er tevens sprake is van acute ziekte (waardoor de insulineresistentie toeneemt), wordt de hepatische ketogenese en perifere lipolyse onvoldoende onderdrukt. Hierdoor kan diabetische ketoacidose ontstaan. De onderzoekers geven aan dat er meer onderzoek nodig is naar ketoacidose bij SGLT-2-remmers.
Belang voor de praktijk
SGLT-2-remmers hebben geen plaats in de behandeling van DM2 volgens de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (2013), mede vanwege de onbekende langetermijnveiligheid. Bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen zijn niet alle bijwerkingen bekend en halverwege 2015 waarschuwden registratie-autoriteiten voor een mogelijk verhoogd risico op (euglykemische) ketoacidose bij SGLT-2-remmers. Uit dit onderzoek blijkt dat de incidentie van ketoacidose bij SGLT-2-remmer canagliflozine laag is. Er is echter mogelijk sprake van onderrapportage en in de studies zijn geen patiënten geïncludeerd met diabetische ketoacidose in de voorgeschiedenis. Daarom blijft het belangrijk alert te zijn op deze bijwerking.
Mogelijke belangenverstrengeling
De studie is gefinancierd door de registratiehouder van canagliflozine. De auteurs zijn allen in dienst van de registratiehouder.
Bron
Erondu N et al. Diabetic ketoacidosis and related events in the canagliflozin Type 2 Diabetes clinical program. Diabetes Care. 2015;38(9):1680-6
Laatst gewijzigd op 3 december 2015