Empagliflozine is geregistreerd voor volwassenen met DM2:
voor monotherapie als metformine niet in aanmerking komt
voor combinatie met bloedglucoseverlagende middelen (SmPC, 2022)
Empagliflozine is ook geregistreerd voor volwassenen chronisch hartfalen. Wilt u meer weten over empagliflozine bij chronisch hartfalen? Lees dan de informatie over empagliflozine bij hartfalen. Onderstaande tekst gaat alleen over empagliflozine bij DM2.
Effectiviteit
De medicamenteuze behandeling van DM2 richt zich op regulering van de bloedglucosewaarden. Het doel van de behandeling is verminderen van eventuele klachten en voorkomen of vertragen van micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit. Niet-medicamenteuze adviezen (niet roken, voldoende lichaamsbeweging, afvallen bij BMI > 25 kg/m2, gezonde voeding) zijn de hoeksteen van de behandeling van DM2 (NHG, 2021).
Wat is het effect op micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit?
Empagliflozine geeft een lager risico op macrovasculaire complicaties en mortaliteit dan placebo bij patiënten met een hoog risico op cardiovasculaire aandoeningen. Dit is onderzocht in de EMPA-REG OUTCOME-studie. Het primaire eindpunt was een combinatie van cardiovasculaire sterfte, niet-fataal myocardinfarct en niet-fatale beroerte. Dit eindpunt kwam voor bij 10,5% van de patiënten met empagliflozine en 12,1% van de patiënten met placebo. Het verschil was statistisch significant: HR=0,86; 95%BI=0,74 tot 0,99. Het NNT was 63 gedurende 3,1 jaar (Zinman, 2015).
Het effect van empagliflozine op microvasculaire complicaties is niet bekend. Wilt u meer weten over de cardiovasculaire effecten van SGLT2-remmers? Lees dan de uitgebreide informatie over cardiovasculaire effecten.
Wat is het effect op renale complicaties en mortaliteit?
Empagliflozine geeft een lager risico op renale complicaties dan placebo bij patiënten met chronische nierschade. Ook bij patiënten met DM2 is dit risico lager. Dit is onderzocht in de EMPA-KIDNEY-studie. Het primaire eindpunt van de EMPA-KIDNEY studie was progressie van nierziekte of cardiovasculaire sterfte. Dit eindpunt kwam voor bij 13,1% van de patiënten met empagliflozine en 16,9% van de patiënten met placebo. Het verschil was statistisch significant (HR=0,72; 95%BI=0,64 tot 0,82). Het NNT is 27 gedurende 2 jaar (EMPA-KIDNEY, 2022).
Wat is het effect op het HbA1c?
Het effect van empagliflozine op het HbA1c is afhankelijk van de dosering en andere bloedglucoseverlagende middelen die de patiënt gebruikt.
Als monotherapie verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 8 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 9 mmol/mol.
Als combinatie met metformine verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 6 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 7 mmol/mol.
Als combinatie met metformine en een SU-derivaat verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 7 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 6 mmol/mol (Assessment report, 2014).
Veiligheid
Wat is de langetermijnveiligheid?
Er zijn een aantal zorgen over de langetermijnveiligheid:
Ketoacidose. Empagliflozine en andere SGLT2-remmers geven mogelijk een verhoogd risico op ketoacidose. In sommige gevallen gaat het om ketoacidose zonder sterk verhoogde bloedglucosewaarden (euglykemische ketoacidose). Dit bemoeilijkt de diagnose. Bij empagliflozine komt ketoacidose voor bij 0,01 tot 0,1% van de patiënten (SmPC, 2022).
Amputaties. SGLT2-remmer canagliflozine verhoogt mogelijk het risico op amputaties van onderste ledematen, vooral van tenen (Neal, 2017). Het is niet duidelijk of dit een groepseffect is van SGLT2-remmers. Wilt u meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over amputaties.
Fracturen. SGLT2-remmer canagliflozine verhoogt mogelijk het risico op fracturen (Neal, 2017). Het is niet duidelijk of dit een groepseffect is van SGLT2-remmers.
Gangreen van Fournier. Er zijn postmarketingmeldingen van gangreen van Fournier bij zowel vrouwen als mannen die empagliflozine of andere SGLT2-remmers gebruiken. Gangreen van Fournier is een zeldzame, maar ernstige en mogelijk levensbedreigende infectie. Bij empagliflozine komt gangreen van Fournier voor bij 0,01 tot 0,1% van de patiënten (SmPC, 2022).
Wat zijn belangrijke bijwerkingen?
De meest voorkomende bijwerking van empagliflozine is volumedepletie. DIt komt bij meer dan 10% van de patiënten voor. Bijwerkingen die bij 1 tot 10% van de patiënten voorkomen, zijn onder andere vaginale candidiasis, vulvovaginitis, balanitis en andere genitale infecties, urineweginfecties, dorst, pruritus, obstipatie, rash en vaker plassen (SmPC, 2022).
Hoe vaak komen hypoglykemieën voor?
Empagliflozine veroorzaakt zelf geen hypoglykemieën, omdat het geen effect heeft op de insuline-afgifte. Gebruikt de patiënt empagliflozine in combinatie met een middel dat hypoglykemieën kan veroorzaken? Dan is de kans op hypoglykemieën wel groter. Van de patiënten met empagliflozine en een SU-derivaat of insuline krijgt meer dan 10% een hypoglykemie (SmPC, 2022).
Wat is het effect op het lichaamsgewicht?
Empagliflozine verlaagt het lichaamsgewicht met 1,6 tot 2,2 kg ten opzichte van placebo. Ten opzichte van glimepiride verlaagt empagliflozine het lichaamsgewicht met 4,8 kg (Assessment report, 2014).
Wat zijn belangrijke contra-indicaties en interacties?
Empagliflozine geeft een risico op volumedepletie en daardoor ook op bloeddrukdaling. Voorschrijvers moeten daarom voorzichtig zijn met empagliflozine bij patiënten voor wie bloeddrukdaling mogelijk risicovol is:
patiënten met bekende cardiovasculaire aandoeningen
patiënten met antihypertensiva en een geschiedenis van hypotensie
Empagliflozine verhoogt mogelijk de kans op ketoacidose. Voorschrijvers moeten daarom voorzichtig zijn met empagliflozine bij patiënten met een verhoogd risico op ketoacidose:
patiënten met een lage bètacelfunctiereserve (bijvoorbeeld patiënten met lage C-peptide, LADA of voorgeschiedenis van pancreatitis)
patiënten met aandoeningen die leiden tot beperkte voedselinname of ernstige uitdroging
patiënten met verlaagde insulinedosering
patiënten met verhoogde insulinebehoefte als gevolg van een acute aandoening, operatie of alcoholmisbruik (SmPC, 2022)
Volgens de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (2021) zijn SGLT2-remmers ook gecontra-indiceerd bij een actief voetulcus (voorzichtigheid bij voetulcus in het verleden) en recidiverende genitale mycotische infecties (NHG, 2021).
Patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis voor een grote chirurgische ingreep of ernstige acute aandoening moeten tijdelijk stoppen met empagliflozine (SmPC, 2022).
Wat is het advies bij verminderde nierfunctie?
De adviezen bij een verminderde nierfunctie verschillen voor patiënten die starten met empagliflozine en patiënten die al empagliflozine gebruiken. Voorschrijvers moeten geen empagliflozine starten bij patiënten met eGFR < 30 ml/min/1,73 m2. Gebruikt een patiënt al empagliflozine en neemt de nierfunctie af? Dan kan de patiënt empagliflozine blijven gebruiken tot start van dialyse. Bij een verminderde nierfunctie is het risico op bijwerkingen groter. Ook is empagliflozine minder werkzaam (KNMP, 2023).
Richtlijnen
De Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van DM2 maken onderscheid tussen patiënten met en zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. Voor beide groepen geldt een ander medicamenteus stappenplan (NHG, 2021).
Het stappenplan voor de hoog-risicopatiënten geldt alleen voor patiënten met DM2 die voldoen aan de volgende voorwaarden:
niet-kwetsbaar
levensverwachting > 5 jaar
eGFR > 10 ml/min/1,73 m2
zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
eerder doorgemaakte hart- en vaatziekten
chronische nierschade met matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico
Welke plaats heeft empagliflozine bij patiënten zonder zeer hoog risico op hart- vaatziekten?
Empagliflozine en andere SGLT2-remmers hebben geen plaats in de behandeling van patiënten met DM2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. De NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (2021) geeft bij deze patiënten de voorkeur aan metformine, SU-derivaten (bij voorkeur gliclazide) en (middel)langwerkende insuline (bij voorkeur NPH-insuline) (NHG, 2021).
Kosten en vergoeding
Wat zijn de kosten?
Empagliflozine kost ongeveer € 510 per jaar. Dat is duurder dan metformine, gliclazide en NPH-insuline:
metformine kost ongeveer € 40 per jaar
gliclazide kost ongeveer € 36 per jaar (tabletten 80 mg) of ongeveer € 73 per jaar (tabletten 30 mg)
NPH-insuline kost ongeveer € 67 per jaar voor 10 eenheden per dag (FK, 2023)
Wilt u meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over kosten.
Wat zijn de vergoedingsvoorwaarden?
Empagliflozine wordt vergoed voor volwassen patiënten met DM2 en een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. Dit gaat om:
patiënten met eerder bewezen hart- en vaatziekten
patiënten met chronische nierschade (eGFR 30-59 ml/min/1,73 m2 en ACR > 3 mg/mmol of eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2 en ACR > 30 mg/mmol) (VWS, 2023)
Bij patiënten met DM2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is de vergoeding afhankelijk van de andere bloedglucoseverlagende middelen van de patiënt. De vergoeding geldt voor:
patiënten met alleen metformine die geen SU-derivaat kunnen gebruiken
patiënten met alleen metformine en een SU-derivaat (VWS, 2023)
Empagliflozine wordt ook vergoed voor volwassenen met HFrEF (VWS, 2023).
Aandachtspunten bij gebruik
Empagliflozine is alleen als tablet beschikbaar voor oraal gebruik. Patiënten kunnen empagliflozine elk moment van de dag innemen. De aanbevolen dosering is eenmaal per dag 10 mg. Bij patiënten met een eGFR ≥ 60 ml/min kan de voorschrijver de dosis zo nodig verhogen tot eenmaal per dag 25 mg (SmPC, 2022).
Gebruikt een patiënt empagliflozine in combinatie met een SU-derivaat of insuline? Dan kan het nodig zijn de dosis van het SU-derivaat of insuline te verlagen. Dit verlaagt de kans op hypoglykemieën (SmPC, 2022).
Het advies is bij patiënten met empagliflozine de nierfunctie te monitoren:
voorafgaand aan de behandeling
tijdens de behandeling (minimaal jaarlijks)
als de patiënt start met een nieuw geneesmiddel dat mogelijk een negatieve invloed heeft op de nierfunctie (SmPC, 2022)
SGLT2-remmers blokkeren de natrium-glucose-cotransporter 2 in de nieren. Deze transporter transporteert glucose uit de voorurine terug naar het bloed. Blokkade van deze transporter leidt tot meer glucose-excretie in de urine en daling van de bloedglucosespiegel (SmPC, 2022).
Toekomstige ontwikkelingen
De verwachte registratiedatum van empagliflozine bij de indicatie chronische nierschade is in de tweede helft van 2023 (ZIN, 2022).
Wij gebruiken cookies om informatie over het gebruik van onze website te verzamelen om de inhoud te verbeteren. Door hieronder op “accepteren“ te klikken stem je in met het plaatsen en gebruik van al onze
cookies. Voor meer informatie verwijzen wij je naar ons cookiebeleid.